FIV
Feline Immunodeficientie Virus (FIV), in de volksmond kattenaids, is een virus dat het afweersysteem van de kat aantast en onderdrukt.
Hierdoor wordt de afweer van de besmette kat minder waardoor er allerlei problemen kunnen ontstaan.
Het virus is verwant met HIV, het virus dat bij de mens AIDS veroorzaakt. Zowel FIV als HIV zijn niet overdraagbaar van mens naar kat of van kat naar mens.
Hoe raken katten besmet?
Besmetting treedt voornamelijk op door directe overdracht van het virus via bijtwonden (speeksel). Dit houdt in dat vooral (ongecastreerde) katers risico lopen omdat ze meer territoriale agressie vertonen. Ook het in de nek bijten bij de dekking kan overdracht van het virus bewerkstelligen. Vooral in cattery’s is dit de manier van overdracht. Daarnaast kunnen kittens in principe via de placenta en de moedermelk geïnfecteerd worden, dit gebeurt echter (bijna) alleen als de moeder besmet wordt terwijl ze dragend of lacterend is.
Wat zijn de verschijnselen van FIV?
Een infectie met FIV leidt tot onderdrukking van het immuunapparaat. Hierdoor treden makkelijker secundaire infecties op die minder goed en adequaat door de kat kunnen worden aangepakt.
Na de besmetting met FIV zal een kat in 5 verschillende stadia komen:
Stadium 1
Dit stadium treedt vrij snel na de besmetting op. De kat is kan wat lusteloos en koortsig zijn, de lymfknopen zijn wat vergroot en vaak treedt er ook diarree op. Meestal wordt er in dit stadium niet aan een FIV-besmetting gedacht, het lijkt ook het meest op een onschuldige virusinfectie.
Stadium 2
Dit stadium treedt direkt na stadium 1 op. De kat is een a-symptomatische drager van het FIV-virus, wat betekent dat de kat geen enkele klacht van FIV vertoont maar wel degelijk besmet is. Dit stadium kan jaren duren, jaren waarin de kat in ogenschijnlijk gezonde toestand is.
Stadium 3 en 4
Stadium 3 en 4 lopen eigenlijk een beetje in elkaar over. De vage klachten, als koorts, verminderde eetlust, gewichtsverlies, bloedarmoede en opgezette lymfklieren uit stadium 3 worden in stadium 4 wat concreter en vaak chronisch. De katten hebben vaak ernstige tandvleesontstekingen, zijn sneller moe, hebben sneller huidinfecties en vaak diarree. Je merkt dat de kat meer moeite krijgt met het bestrijden van de infectie. Vanuit dit stadium zal het eigenlijk alleen maar slechter worden maar ook hier kunnen maanden en soms jaren overheen gaan.
Stadium 5
Stadium 5 is het echte aidsstadium, de kat is zelf amper meer in staat de infecties te bestrijden en heeft daarbij zeer goede ondersteuning nodig. Katten krijgen bv ook last van infecties die ze zelf al jaren symptoomloos met zich meedragen. Uiteindelijk zal de kat sterven aan een infectie die hij niet meer te boven kan komen, hoe goed de zorg ook is. In dit stadium mogen we niet meer hopen op jaren maar moeten eerder gaan denken aan een paar maanden mits de kat goede verzorging krijgt.
Hoe stellen we de diagnose FIV?
De diagnose wordt met zekerheid gesteld door bloedonderzoek.
Hierbij worden antilichamen tegen het virus in het bloed van de kat aangetoond.
Deze test wordt ook regelmatig uitgevoerd bij gezonde raskatten waarmee gefokt wordt.
Is FIV te behandelen?
Kattenaids is helaas niet te genezen.
De therapie bestaat uit het onderdrukken van de secundaire infecties met antibiotica en ontstekingsremmers voor zolang het duurt.
Uiteindelijk zal iedere kat met FIV hieraan overlijden.
Er is momenteel in Nederland nog geen vaccin beschikbaar tegen FIV.
Het is erg belangrijk dat katten waarbij FIV is gediagnosticeerd geen andere katten kunnen besmetten. Dit betekent dat ze alleen gehuisvest moeten worden en dat ze ook niet meer naar buiten mogen. Dit ter bescherming van andere katten!
Hoe is FIV te voorkomen?
Het risico op infecties met FIV is het kleinst bij katten die binnen worden gehouden.
Katten die in een groep leven, goed met elkaar overweg kunnen en dus niet veel vechten lopen ook minder kans op infectie.
Bij zwerfkatten en ongecastreerde katers komt FIV veel vaker voor. Tijdig castreren en steriliseren is dus zeer zinvol. Katten die in grotere groepen worden gehouden, bijvoorbeeld in catteries of in dierenasiels/pensions dienen regelmatig gecontroleerd te worden.
Positieve dieren dienen geïsoleerd te worden van de negatieve katten.